Psychologie Magazine

Published on november 21st, 2017 | by Irene van den Berg

0

Meer, meer, meer, meer

Hebzucht komt vaker voor onder jongeren en onder mensen die opgroeiden in armoede, blijkt uit onderzoek. Voor hun omgeving is die gretigheid niet altijd fijn, maar zelf kunnen ze er een eind mee komen.

Een appartement op Fifth Avenue, een villa op Palm Beach, een vakantie-optrekje in Cap d’Antibes, een privévliegtuig, een jacht: een greep uit het ooit enorme privébezit van Bernard Madoff, de grootste beleggingsfraudeur uit de geschiedenis. ‘Bernie’ lichtte zijn klanten, onder wie zijn beste vrienden, voor vijftig miljard dollar op. Twee van zijn slachtoffers pleegden zelfmoord; velen moesten hun huis verkopen of verloren al het spaargeld voor hun oude dag. Madoff viel door de mand, werd veroordeeld tot 150 jaar celstraf en vrijwel zijn hele bezit werd door de overheid in beslag genomen.

‘Het gezicht van de hebzucht’ werd Madoff in de media vaak genoemd. Hebzuchtigen zijn permanent ontevreden met wat ze hebben, en in hun ­onverzadigbare verlangen naar meer-meer-meer handelen ze vooral uit ­eigenbelang. Madoffs verhaal is een schoolvoorbeeld van de rampzalige gevolgen die dat kan hebben. Zonder scrupules lichtte hij mensen uit zijn ­eigen netwerk op – zelfs de jongen die zijn zoon redde van de verdrinkingsdood. Als dank voor de heldhaftige daad beloonde Madoff het gezin door het spaargeld van de vader, een eenvoudige loodgieter, te ‘beleggen’. En zo raakte de man honderdduizend dollar kwijt.

Sociaal gretig
Hebzucht gaat vaak hand in hand met materialisme, maar het is niet hetzelfde. Materialisme richt zich specifiek op spullen, terwijl hebzucht een algemeen verlangen naar meer is: dat ‘meer’ kan ook seks, eten of Facebookvrienden zijn. Zo had Madoff een gigantisch netwerk en hij was voortdurend bezig om dat verder uit te breiden. Enerzijds om nieuwe slachtoffers voor zijn zwendelarij te vinden, anderzijds leek hij ook te genieten van de vele sociale contacten. Materialisme is vaak een onderdeel van hebzucht, net als gulzigheid en wellust dat kunnen zijn. Niet voor niets wordt hebzucht weleens de moeder van alle zonden genoemd.

Arm opgegroeid
De hebzucht van meesteroplichter Madoff had extreme vormen aangenomen. Maar bijna iedereen heeft weleens dat allesoverheersende gevoel iets te móéten hebben: dat ene paar schoenen, die baan, dat huis. Wel kan de mate van hebzucht tussen mensen behoorlijk verschillen, zo bleek uit een vragenlijst die sociaal-psycholoog Terri Seuntjens van de Universiteit van Tilburg samen met collega’s ontwikkelde.

In een steekproef vulden ruim vijfduizend Nederlanders de lijst in. Er waren grote onderlinge verschillen, maar er waren ook overeenkomsten: jongere mensen blijken hebzuchtiger dan oudere, rechtse kiezers zijn iets hebberiger dan linkse. Het aantal mensen dat hoog scoorde op hebberigheid was zo groot, zegt Seuntjens, dat ze niet het idee heeft dat er sociaal wenselijke antwoorden zijn gegeven.

Voor een deel zit hebzucht in ons karakter, zegt onderzoekster Seuntjens. ‘Hebberige mensen zijn van nature maximizers: ze willen altijd het beste hebben.’ Maar waar maximizers meestal tevreden zijn als ze eenmaal het beste hebben, zijn hebberigen nooit tevreden. Ze willen méér.

Hebzuchtige mensen hebben vaak ook karaktertrekken als verminderde zelfcontrole en een grotere mate van impulsiviteit. ‘Ze doen sneller impulsieve aankopen,’ zegt Seuntjens. Ook opvoeding en omgeving kunnen invloed hebben. Mensen die opgroeien in armoede zijn hebberiger. Seuntjens: ‘Als je moet omgaan met veel schaarste lijkt dat hebzucht te stimuleren. Logisch, want onder zulke omstandigheden is het goed, of misschien zelfs nodig, om meer voor jezelf te pakken.’

Bonuscultuur
Hebzucht kan ook samenhangen met iemands werk. Het kan mensen doen kiezen voor een bepaalde baan, en ook kan die baan hen nog hebzuchtiger maken dan ze al zijn. Dat kwam naar voren uit een onderzoek onder honderdduizenden werkende Nederlanders, het Nationaal Salarisonderzoek 2015 van Intermediair en Nyenrode Business Universiteit. Het bleek dat bankiers, makelaars, accountants en verkopers meer dan gemiddeld worden gedreven door hebzucht. Dat komt enerzijds door het karakter van de personen in kwestie, anderzijds door prikkels als prestatieloon en bonussen.

‘Een hebzuchtig persoon zal zich eerder thuis voelen in de financiële wereld dan in de verpleging,’ licht Seuntjens toe. ‘Maar daarnaast kent de financiële sector prikkels die mensen nog hebzuchtiger maken – denk aan de bonuscultuur. Docenten, verpleegsters en ambtenaren scoren in het Nationaal Salarisonderzoek juist laag op de hebzuchtschaal.’

Roekeloze bankiers
Zelfs iemands studie zou invloed hebben. Gedragswetenschapper Long Wang van de universiteit van Hongkong onderzocht wat de invloed is van economiestudies op hebzucht. Dat deed hij omdat veel bankiers die tijdens de internationale financiële crisis tien jaar geleden verwikkeld raakten in schandalen, een economische studie hadden gevolgd.

Wang hield een enquête onder een groep studenten van wie eenderde economie studeerde. Hij vroeg of ze weleens iets hebzuchtigs hadden gedaan en hoe ze daar nu op terugkeken. Economie­studenten bleken hun eigen hebberige gedrag positiever te beoordelen dan de andere studenten. Wang concludeert: ‘Wie met cijfers bezig is, is meer gericht op getallen dan op de sociale aspecten van zijn beslissing. Daardoor heeft hij minder oog voor de consequenties van zijn gedrag voor anderen.’

Irrationele keuzes
Moet je je zorgen maken wanneer je hoog scoort op de hebzucht-test hiernaast? Voor je omgeving kan het in ieder geval slecht uitpakken. Uit onderzoek door Seuntjens blijkt dat hebzuchtige mensen vaker voor ­eigen gewin gaan en niet graag delen.

Bij een van haar experimenten werd eerst getest hoe hebzuchtig de deelnemers waren. Vervolgens moesten ze zich voorstellen dat ze een houtverwerkingsbedrijf hadden; ze kregen als opdracht samen met andere bedrijven te beslissen hoeveel hectare bos ze wilden kappen.

Hebzuchtige proefpersonen waren bereid meer bos te kappen om meer winst te behalen, zelfs als dat zou leiden tot ontbossing waardoor op termijn iedereen slechter af zou zijn – ook zijzelf.
Verder kan hebzucht leiden tot irrationele keuzes, die zowel de hebzuchtige persoon als zijn of haar omgeving ­benadelen. Seuntjens deed een experiment waarbij deelnemers tijd kregen om chocolaatjes te verdienen en tijd om ze op te eten. Hebberige proefpersonen deden moeite om meer chocola te vergaren, ook al verloren ze daardoor tijd om ervan te eten. Hebzuchtige mensen stoppen dus niet met het binnenhengelen van geld, spullen of voedsel als ze genoeg hebben: ze willen altijd meer, ook al hebben ze niet meer nodig.

Naar aanleiding van de hebzucht-vragenlijst hielden Seuntjens en haar collega-onderzoekers een enquête onder hebzuchtige mensen. Wat bleek daaruit: omdat zij nooit genoeg hebben, zijn ze minder gelukkig en hebben een negatiever zelfbeeld. Bovendien hebben de rupsjes-nooitgenoeg vaker schulden: ze blijven maar uitgeven.

Dankbare boeddhist
Ondanks al deze negatieve gevolgen kan hebzucht ook positieve kanten hebben, zegt de sociaal-psycholoog. Want wie steeds maar meer begeert, doet ook harder zijn best om het te krijgen. Seuntjens: ‘Hebzucht kan een drijfveer zijn, een motief om in beweging te komen. Mensen die hebzuchtiger zijn, doen meer moeite om vooruit te komen. Ambitie is ook een vorm van hebzucht te noemen.’

Omdat hebzucht zich niet alleen op materiële zaken richt, kan deze karaktereigenschap ook op andere terreinen tot iets positiefs leiden: een betere sportprestatie, een meer uitdagende baan.

Of hebzucht goed of slecht uitpakt heeft vooral te maken met de balans tussen tevredenheid en de zoektocht naar meer, stelt Seuntjens. ‘Heel hebzuchtig zijn gaat ten koste van andere dingen en dan ben je nooit tevreden. Maar helemaal niet hebzuchtig zijn is ook niet goed. Dan streef je nergens naar.’

Voor mensen die willen leren wat minder hebberig te zijn heeft de onderzoekster een suggestie: oefen om dankbaar te zijn, zoals de boeddhisten doen. ‘Als je je hebzucht wilt beteugelen, helpt het om stil te staan bij wat je allemaal wél hebt.’

Bronnen o.a.: T. Seuntjens e.a., Dispositional greed, Journal of Personality and Social Psychology, 2015 / L. Wang e.a., Economics Education and Greed, Academy of Management Learning & Education, 2011 / T. Seuntjens e.a., Greed and adolescent financial behavior, Journal of Economic Psychology, 2016 / ­Nationaal Salarisonderzoek 2015, Intermediair en Nyenrode Business Universiteit / ­­­­ A. Lebor, Madoff, miljardenfraude van een meesteroplichter, BBNC, 2009 De Dispositional Greed Scale (DGS) oftewel hebzuchtschaal is ontwikkeld door T. Seuntjens e.a., Tilburg University; overgenomen met toestemming.


About the Author

is onafhankelijk (onderzoeks)journalist en schrijft over sociale en ecologische kwesties, zoals armoede, klimaatverandering en de keerzijde van de consumptiemaatschappij. Haar publicaties verschijnen onder meer in OneWorld, NRC en Vrij Nederland.



Comments are closed.

Back to Top ↑